Brein verkennen deel 2

Pagina top navigatie elementen

Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Verkennen

Transcript

LEERKRACHT: Wat komt er in je op als je die teksten ziet, en dan schrijf je, dan bedenk je even vragen, in je hoofd.
LEERLING: Eh mijn vraag is: waarom is dit lekker (…)
LEERLING (leest): Toen ik wakker werd…
LEERLING: Nee ik kan hier gewoon echt niks uit maken.
LEERKRACHT: En hiervan?
LEERLING: Eh, dit moet andersom, maar dit is eh… dit is gewoon ja, de letters zitten soms verkeerd om, en soms zijn het de verkeerde letters.
LEERKRACHT: En zou je het wel, zeg maar als je het in je hoofd omdraait, zou je het dan kunnen lezen?
LEERLING: Ehm.. (leest) ‘Het schijnt niet zoveel uit te maken in welke volgorde de letters van een woord staan. Als de eerste letter en de laatste letter op je juiste plaats staan, kun je de meeste woorden zonder problemen lezen. Dit komt doordat je hersenen geen aparte letters lezen, maar hele woorden’. Die kan ik wel makkelijker lezen dan die, dit is gewoon getallensoep.
LEERKRACHT: Maar jij kon hem wel een beetje lezen hè?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Wat denk je?
LEERLING: Als je normale woorden leest is dat makkelijker dan eh…
LEERKRACHT: Dan verzonnen woorden, denk je dat? Dat zou je als experiment kunnen onderzoeken.

LEERKRACHT: Deze hadden jullie al vrij snel door hoe dat werkte hè? Want wat is het nou, als je de eerste en de laatste letter van een woord goed hebt staan, alle andere letters door elkaar gehusseld, kun je het gewoon nog lezen. Ik zou bijvoorbeeld wel willen weten of het ook uitmaakt, of het ook uitmaakt als je alle woorden of alle letters door elkaar husselt, dus niet dat je de eerste en de laatste letter op de goeie plek hebt, maar als je alle letters door elkaar husselt kun je het dan nog zo makkelijk lezen?
LEERLING: Nee, denk het niet.
LEERKRACHT: Nou dat zou een onderzoek kunnen zijn.
LEERLING: En dat de middelste blijven staan.
LEERKRACHT: Dan zou misschien ook…
LEERLING: En de andere omgewisseld zijn.
LEERKRACHT: Dat zou je ook nog kunnen doen.
LEERLING: Is precies de helft.
LEERKRACHT: Ja. En deze tekst, wat viel jullie daaraan op? Vingers.
LEERLING: Nou ik ben al bezig met de tweede alinea, want dan moet je ze bij elkaar zetten, bijvoorbeeld ‘waar, ik’…
LEERLING: Had ik ook al uitgevonden.
LEERKRACHT: Maar wat valt je dus op aan de tekst? Ja ik zie jouw vinger.
LEERLING: Ehm nou kijk hieronder staan ehm allemaal klinker en hierboven niet.
LEERKRACHT: Ja, dus deze tekst is zonder klinkers.
LEERLING: Al deze woorden zijn hun klinkers kwijt en dan ‘waar ik ook zoek‘ nou ja die klinker van het eerste woord is eigenlijk daar.
LEERKRACHT: Oké, en stel nou dat die klinkers hier niet onder zouden staan, kun je het dan nog lezen?
LEERLINGEN: Nee. (Praten door elkaar)
LEERKRACHT: Ik heb één vinger gezien.
LEERLING: Maar weet je hoe ik dit noemde? Van je reinste paddesoep… of eh… lettersoep. Van je reinste lettersoep.
LEERKRACHT: Nou, ik heb het geprobeerd, en ik kon het zonder de klinkers lezen. Kun je het lezen als je alleen de klinkers krijgt?

Omschrijving

De leerlingen maken puzzels die met taal te maken hebben en bedenken wat voor vragen er bij hen opkomen. Deze vragen bespreken ze in hun groepje en later ook klassikaal. Bekijk hier tips hoe je tijdens deze activiteit als leerkracht taalruimte kunt creëren.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hoe leert het brein taal, lezen en rekenen?

Deze lessenserie is ontworpen en uitgevoerd in samenwerking met het Wetenschapsknooppunt van de Radboud Universiteit NIjmegen (WKRU).

Kijkwijzer

1) Je ziet dat de opdracht uitnodigt tot interactie tussen de leerlingen en met de leerkracht. Wat maakt dat deze opdracht zoveel interactie uitlokt?

2) Zie je dat ook de leerkracht taal uitlokt door open vragen te stellen (bijvoorbeeld 1:43 en 2:39)?

Opdracht
Bekijk het fragment van 1:53 – 2:36. Bespreek met elkaar hoe de leerkracht hier interactie met de leerlingen uitlokt. Wat kan ze doen om nog meer interactie uit te lokken?


lesfasen